Om prettig te kunnen vouwen met tissuepaper, -in goed Nederlands: zijdepapier-, moet je het eerst bewerken met methyl cellulose (in origami-termen vaak aangeduid met ‘MC’. het hoofdbestanddeel van behanglijm). Onbewerkt zijdepapier, zo uit de winkel is namelijk veel te slap en te zacht om mee te vouwen. Je modellen zakken als een plumpudding in elkaar. Het is als vouwen met één laagje van een papieren zakdoekje.
Als je zijdepapier bewerkt met behanglijm wordt het ‘crispy’ en stevig en het blijft héél dun! Daarnaast wordt de ene kant van het papier glanzend en de andere kant blijft mat. Dat kan je weer mooi gebruiken in het uiteindelijke resultaat van een gevouwen model.
Ik gebruik graag bruin zijdepapier, omdat het zo’n mooi houtachtig effect geeft. Dat effect kun je versterken door de behanglijm die je met de kwast op het papier hebt gesmeerd, verder uit te smeren met je vingers. Op de rechter foto zie de verschillende effecten van het bewerken met ‘MC’. Links:de glanzende kant, midden: de matte kant, rechts: onbewerkt zijde papier.
Het blijft een beetje experimenteren met de dikte van de lijm en de kleur van het papier. Soms valt het anders uit dan je gedacht had. En soms is anders mooier!
Als je deze tip om papier te bewerken met behanglijm hebt uitgeprobeerd, stuur dan eens een fotootje van hoe het geworden is. Ik ben heel benieuwd.